VCMI Veldwerk
Veldwerk 4
/ /
Infiltratieproeven

Infiltratieproeven

Middel 1

Infiltratieproeven betreffen de waterdoorlatendheid van de bodem. Dit is onder andere afhankelijk van de bodemgesteldheid. Om de doorlatendheid van de bodem te bepalen kunnen verschillende methodes worden gehanteerd. Welke methode de juiste is, is afhankelijk van de grondwaterstand op de gewenste meetdiepte. De doorlatendheid wordt uitgedrukt in cm/sec of in m/dag (K-waarde).

Hieronder volgt een beschrijving van de methodes die VCMi Veldwerk gebruikt om de doorlatendheid te bepalen.

  • Veldschatting: tijdens het uitvoeren van de grondboringen kunnen we de doorlatendheid (K-waarde) inschatten. In de boorstaten wordt dit aangegeven als K=0,6 en 3,5 meter per etmaal. Het M50 cijfer betreft de korrelgrootte van het zand.
  • Oppervlakte-infiltratie: de infiltratie van water aan maaiveld of ondiepe bodemlagen kan worden bepaald met behulp van ringinfiltratieproeven. Hierbij plaatsen we ringen op de gewenste diepte en voegen daar water aan toe. Vervolgens meten we hoeveel water er binnen een bepaalde tijd infiltreert in de bodem.
  • Constant head-methode: deze methode wordt toegepast voor het bepalen van de doorlatendheid in de bodem boven de grondwaterstand (onverzadigde zone). Voor deze methode maken we gebruik van een Aardvark permeameter. Eerst maken we een boorgat tot de gewenste einddiepte. Hierin wordt de drukmeter geplaatst. Vervolgens voegen we constant water toe tot de grond rondom de drukmeter verzadigd is. De hoeveelheid toegevoegd water komt overeen met de hoeveelheid water dat infiltreert in de bodem.
  • Falling head-methode: deze methode passen we toe om de doorlatendheid in een verzadigde zone (onder de grondwaterstand) te bepalen. Hiertoe plaatsen we een peilbuis of speciale korf op de gewenste diepte en voegen er water aan toe. Vervolgens meten we de daling van de waterstand met een drukmeter. Hierbij houden we een vooraf ingestelde interval van bijvoorbeeld 2 seconden aan (mede afhankelijk van de grondsoort), tot we het niveau van de grondwaterstand vóór uitvoering van de proef weer hebben bereikt. Dit herhalen we meerdere keren. Aan de hand van de daling van het toegevoegde water in de gemeten tijd berekenen we een gemiddelde K-waarde uitgedrukt in m/dag.